Zijn succes begint in 1929 in Parijs wanneer de Salon d’Automne werk van hem accepteert en dertig doeken van Eyck worden tentoongesteld. Binnen drie dagen waren zijn werken verkocht voor 400 francs per stuk. Ook vanuit Nederland was er belangstelling voor deze tentoonstelling en volgden exposities in Amsterdam en Den Haag. Inmiddels had Eyck kennis gemaakt met het werk van de Franse schilders Dufy en Utrillo. Hun invloed op het werk van Eyck is groot. In hetzelfde jaar krijgt Eyck ook zijn eerste opdracht als kerkschilder in de katholieke kerk H. Vincentius a Paulo in Rumpen (Brunssum). Door de jaren heen volgden onder meer opdrachten voor de kerk in Terwinselen, de Antoniuskerk in Heerlen, de Onze Lieve Vrouw van Goeden Raad in Utrecht en de Heilige Theresiakerk in Eindhoven.
In de jaren dertig raakt Eyck betrokken bij ‘De Gemeenschap’, een groep van progressieve katholieke intellectuelen en kunstenaars in Utrecht die een gelijknamig tijdschrift uitgaven. Hij kreeg er kreeg hij de kans om zijn fenomenale tekentalent uit te leven door talloze illustraties, omslagen, tekeningen, vignetten en zelfs literaire bijdragen voor het tijdschrift te leveren. Charles Eyck ontmoette in deze kring kunstenaars met verwante opvattingen. Hij wilde een gemeenschapskunstenaar zijn, dienstbaar aan de samenleving, enerzijds op zoek naar nieuwe vormen, anderzijds gericht op her- en erkenning van zijn werk. In deze periode slaagde Eyck erin om ook in Nederland door te breken als toonaangevend kunstenaar, en werd hij gevraagd voor schilderingen in de Nederlandse paviljoens op de wereldtentoonstellingen van Brussel (1935) en Parijs (1937) en voor opdrachten voor kerken, gemeentehuizen, verzekeringsgebouwen, banken en scholen.