Anthon Gerard Alexander van Rappard
Zeist 1858 – 1892 Santpoort
‘Onbaatzuchtig, innig goedhartig, zoo heb ik hem altijd gekend en zoo heeft ook Vincent van Gogh hem gekend, al brak die bruusk om een aanmerking op zijn werk.
Alles in hem was oprechtheid. Ooit iets te zeggen dat hij niet meende, ‘t zou hem onmogelijk geweest zijn. Alleen zijn lichaam heeft bedrogen, dat kloekgebouwde, stoere lichaam…
Deze jonker, in welvaart opgegroeid, die eerst naar de marine wilde om de dubbele vrijheid van lucht en van zee, was gelukkig zich op te sluiten in de bedomptheid van Brabantsche weversstulpen, bij zeilmakers en borstelmakers, in velerlei werkplaatsen, en ‘t branden van de zon te deelen met werkers en werksters op steenfabrieken. Eerbied voor die arbeidslevens met kleur, fel hier, en kleur, diep daar: sterk levensgevoel, ook wel kracht van expressie.
In smart is al dit werk geboren; tevreden, blij ermee, was hij haast nooit. Acht-en-twintig jaar oud, had hij den bijna tragischen moed naar de Amsterdamsche Academie terug te gaan en plaats te nemen tusschen leerlingen van tien jaar jonger om over te doen wat naar hij meende eerst veel te vluchtig was gedaan, doordien hij naar België en Parijs was getrokken. In ‘t licht van deze zelfkritiek en van een oprechtheid die nimmer faalde, moeten zijn aanmerkingen op werk van Vincent worden gelezen, kritiek die tot zijn ontsteltenis een eind maakte aan een hem lieve betrekking. Want in veel geleek zijn aandrift op de bedoelingen van Vincent.’
De gehele tekst van Johan de Meester is HIER te lezen.