Tholen, Willem Bastiaan HUIDIGE COLLECTIE2020-08-15T21:53:27+02:00

Willem Bastiaan Tholen

Amsterdam 1860 – 1931 Den Haag

Willem Bastiaan Tholen kwam uit een artistiek milieu. Zijn vader was de kunsthandelaar en schilder Pieter Hendrik Hermanus Tholen. Hij keeg les op de Rijksacademie in Amsterdam van August Allebé. En later nog in Delft van Adolf le Comte en in Brussel van Paul Gabriël. Tholen bewonderde de Haagse School schilder Jacob Maris.

Hij onderscheidde zich van zijn voorgangers van de Haagse School door zijn heldere kleurgebruik. Hij beschouwde zichzelf dan ook niet als een vertegenwoordiger van deze stroming. Het gemeenschappelijke tussen beiden was vooral gelegen in het belang dat zij hechten aan de tonaliteit, de atmosfeer en de stemming in hun werken. Het waren vooral buitenschilders. Tholen was echter gevarieerder in zijn onderwerpskeuze en stond daardoor dichter bij de jongere generatie, de zgn. Tachtigers. Met zijn gevoelige toets en kleurpalet was hij een meester in het weergeven van atmosfeer. Tholen liet zich inspireren door de natuur. Hij schilderde landschappen, stads- en dorpsgezichten en vooral veel watergezichten met boten. Met zijn boot de ‘Eudia’ voer hij naar Giethoorn, de Zuiderzee en de Zuid-Hollandse plassen.

Maar hij maakte ook prachtige portretten. Begin 1890 betrok Tholen met zijn vrouw Coba Muller de bovenverdieping van de zogenaamde Kanaalvilla bij de Witte Brug te Den Haag. De benedenverdieping werd bewoond door de griffier van de Tweede Kamer, mr. Abraham Robert (Bram) Arntzenius met zijn vrouw en vijf kinderen. De kinderen Arntzenius zijn door Tholen veelvuldig vastgelegd.

Later, toen Arntzenius hertrouwde met de zus van de Amsterdamse impressionist Willem Witsen en de hartsvriendin van Tholens vrouw Coba, verbleef het gezelschap regelmatig op het buitenverblijf van de familie Witsen ‘Ewijckshoeve’ nabij De Lage Vuursche. Ook daar portretteerde Tholen de kinderen van Arntzenius.

Tholen was lid van het kunstenaarsgenootschap Pulchri Studio in Den Haag. En hij was een van de oprichters van de Nederlandse Etsclub. Vanaf 1886 kreeg hij steeds meer waardering als kunstenaar, ook in het buitenland. De Britse kunsthandelaar Peacock kocht een groot deel van zijn werk meteen op vanuit het atelier, waardoor veel schilderijen naar Engeland verdwenen zonder in Nederland te zijn getoond.

Ga naar de bovenkant